Blog 2: Bronnen van uitstoot verminderen
Wetenschappers krijgen vaak de vraag wat de oplossing is voor de klimaatproblematiek. Een eenvoudig en panklaar, alomvattend antwoord kan daar echter niet zomaar op gegeven worden. Bovendien is er niet zoiets als ‘één wonderoplossing’. De reden hiervoor is dat de klimaatproblematiek diepgeworteld is in onze maatschappij, en ook de oplossingen een brede visie vragen. In de blogreeks ‘Oplossingen voor de klimaatproblematiek?’ geeft Klimaatlink een overzicht van mogelijke oplossingen, gebaseerd op wetenschappelijke kennis en gevuld met fascinerende inzichten op het gebied van klimaatbeleid, -onderzoek, -investeringen en meer. In zeven blogs maken we duidelijk wat nodig is om de klimaatverandering tegen te gaan.
Deze blog, de tweede van een reeks van zeven, is geïnspireerd door Unit 3 van Climate Solutions 101 (Project Drawdown). Het geeft aan wat de bronnen van broeikasgasuitstoot zijn en hoe we ze doen afnemen. Climate Solutions 101 is één van ’s werelds eerste grote educatieve inspanningen gericht op grondige informatie omtrent oplossingen voor de klimaatproblematiek. Het is een cursus, gepresenteerd in zes video-units. Klimaatlink heeft zich samen met Project Drawdown geëngageerd om deze films in het Nederlands te ondertitelen, om ze zo optimaal beschikbaar te maken voor onderwijs in Vlaanderen en Nederland.
De eerste blog van deze blogreeks nog niet gelezen? : https://www.scientists4climate.be/oplossingen-voor-de-klimaatproblematiek/?lang=nl
De bronnen van broeikasgasuitstoot
Veruit de belangrijkste bron van broeikasgassen is energieproductie door verbranding van fossiele brandstoffen. Energieproductie is verantwoordelijk voor ongeveer 87% van de broeikasgasemissies. Het overige deel is afkomstig van landgebruik. We kunnen de uitstoot van broeikasgassen ook sector-per-sector bekijken. Dan blijken elektriciteitsproductie (wat goed is voor ongeveer 20% van het totale energieverbruik), voedselproductie en industrie de belangrijkste bronnen van broeikasgasuitstoot, gevolgd door transport en gebouwen (zie Figuur 1).
Productie en verbruik van elektriciteit
Globaal gezien wordt heel wat elektriciteit geproduceerd door het verbranden van fossiele brandstoffen (vnl. steenkool en aardgas). Bij die verbranding komt CO2 vrij. In sommige landen is dit aandeel groter en in andere kleiner, maar globaal zorgt het voor 25% van de totale broeikasgasuitstoot.
De meeste elektriciteit wordt gebruikt voor verlichting, airco, verwarming en koelkasten (12%). Een ander groot deel wordt gebruikt in de industrie: voor het maken van materialen en om grote machines draaiende te houden (11%). De overige 2% wordt voornamelijk gebruikt voor voeding en transport. Merk op dat de CO2-uitstoot gerelateerd aan elektriciteitsverbruik van elektrische wagens binnen de 25% van deze groep ‘productie en verbruik van elektriciteit’ zit, terwijl de CO2-uitstoot van een auto met een verbrandingsmotor meegeteld wordt in de groep ‘transport’.
Om de broeikasgasuitstoot gerelateerd aan elektriciteitsproductie weg te werken, moeten we ook de manier waarop we elektriciteit maken veranderen. We kunnen overschakelen naar hernieuwbare bronnen die helemaal geen CO2 uitstoten. Die efficiëntie en de omschakeling naar hernieuwbare energie is razend belangrijk voor de oplossing van het klimaatprobleem. Daarnaast kunnen we ook werk maken van het verbeteren van het elektriciteitsnetwerk, en zorgen voor een hogere flexibiliteit in elektriciteitsopslag en –levering. Dit laatste zorgt voor hogere gebruiksefficiëntie, en vergemakkelijkt de overstap naar hernieuwbare energie. Daarnaast is het voor een snelle en duurzame transitie ook belangrijk om in te zetten op energie-efficiëntie, om zo het elektriciteitsverbruik te verminderen, onafhankelijk van hoe die gemaakt werd. Zuinigere verlichting, efficiëntere toestellen etc. behoren tot de mogelijkheden.
Voedsel, landbouw en landgebruik
De tweede grootste bron van broeikasgasuitstoot verrast veel mensen. Voedselproductie, de landbouw dus en het landgebruik dat hiermee geassocieerd wordt, is verantwoordelijk voor 24% van de broeikasgasuitstoot. De grootste bijdrage aan het deel ‘voedsel, landbouw en landgebruik’ is ontbossing (9% van het totaal). Men brandt bossen af voor het creëren van nieuwe landbouwgrond. Vandaag vindt de meeste ontbossing plaats in Brazilië en Indonesië, vaak om land vrij te maken voor veeteelt, sojabonen (die voornamelijk gebruikt worden als dierenvoeding) of palmolie.
Ook de methaanuitstoot zorgt voor de grote bijdrage van voedselproductie aan klimaatverandering. Opnieuw is de veeteelt hier erg belangrijk: koeien “boeren” letterlijk methaan. Slimmere productie en een afname van de consumptie van vlees en melkproducten is dus zeker een belangrijk deel van de klimaatoplossing.
Een derde probleem dat gerelateerd is aan voedsel is lachgas. Dit gas is verantwoordelijk voor ongeveer 4% van de klimaatopwarming. Lachgasuitstoot is onder meer het gevolg van overmatig gebruik van meststoffen.
De oplossingen voor het klimaatprobleem bij het voedselsysteem liggen deels bij ons als consument, deels bij (het beschermen van) ecosystemen, en deels bij wat er gebeurt in en op de boerderijen.
- Voedselverspilling verminderen. We gooien momenteel ongeveer 1/3de van het geproduceerd voedsel weg. In rijke landen wordt veel van het verkochte voedsel niet gebruikt en dus weggegooid. In arme landen is voedselverspilling ook een probleem, maar gebeurt het dichter bij de landbouwer. Soms haalt het gewas de winkel niet: het rot in de opslagruimte, of geraakt nooit in de winkel omdat bijvoorbeeld een trein in panne viel.
- Minder (rood) vlees. Het vervangen van (vooral rood) vlees door plantaardig voedsel helpt niet enkel de uitstoot van broeikasgassen beperken, maar is ook beter voor de gezondheid.
- Bossen en natuur beschermen. Uitermate belangrijk zijn veengebieden die niet enkel koolstof in de planten en bomen stockeren, maar ook enorm veel koolstof in de bodem herbergen. Ook bescherming van andere bossen is belangrijk, niet enkel voor het klimaat, maar ook voor de biodiversiteit.
- Uiteindelijk kunnen we ook de manier waarop we aan landbouw doen verbeteren. Dat kan op een heleboel manieren: door water en voedingsstoffen efficiënter te gebruiken, de bodem minder om te ploegen en er bodembedekkers op te laten groeien … Aangepaste landbouwpraktijken zoals herstellende landbouw kunnen de uitstoot doen afnemen. Later zullen we het potentieel van enkele van deze landbouwtechnieken grondiger bespreken: niet enkel om uitstoot te verminderen, maar ook omdat ze mogelijk extra koolstof kunnen opnemen en in de bodem opslaan.
Industrie
Op de derde plaats staat de industrie. Het maken van staal, cement, plastiek en allerhande andere producten, samen met het recycleren of storten van het afval, is verantwoordelijk voor 21% van de uitstoot van broeikasgassen. Een heleboel materialen, zoals staal, hebben bij hun productie erg hoge temperaturen nodig, wat dus gepaard gaat met een hoog energieverbruik. Ook bij de productie van cement komt veel CO2 vrij in de atmosfeer (3% van het totaal). En ook productie van chemicaliën (3% van het totaal) en afvalbeheer (3% van het totaal) spelen een rol in de totale uitstoot.
Ongeveer 1,5% van de totale broeikasuitstoot wordt veroorzaakt door de productie, het gebruik en het afvoeren van plastiek. Dit staat deels los van het probleem dat het plastiek ook een pak afval creëert, dat zich opstapelt in bijvoorbeeld de oceaan en op allerhande plaatsen voor vervuiling zorgt. Toch hangen beide problemen ook vast aan elkaar: als we alle plastiek efficiënt zouden recycleren, pakken we zowel de uitstoot tijdens productie, als de productie van overmatig afval, aan. We moeten weg van de wegwerpeconomie en omschakelen naar een circulair systeem van hergebruik, recyclage en herstel.
Voor energievoorziening van industriële processen is er een transitie nodig in de richting van hernieuwbare energie. Soms zijn hiervoor fundamenteel nieuwe productiemethoden vereist, waarbij groene waterstof een rol kan spelen (bijvoorbeeld staalproductie met groene waterstof). Andere industrie, waar CO2-uitstoot onvermijdelijk is, zou in de toekomst gebruik kunnen maken van CCU (carbon capture and utulisation).
Transport
Vervolgens is er het transport. We verplaatsen onszelf en onze materialen over de planeet. Of het nu een auto, een vrachtwagen, een vliegtuig of schip is: alles samen zorgt transport voor ongeveer 14% van de totale broeikasgasuitstoot. Het meeste daarvan, 10%, vindt plaats op de weg: auto’s, vrachtwagens … Het vliegen (de luchtvaart) veroorzaakt iets minder dan 2% van het probleem. De overige 2% van het onderdeel ‘transport’ gaat voornamelijk over schepen en treinen.
CO2 komt bij transport vrij tijdens het verbranden van brandstof: benzine, diesel, kerosine (vliegtuigbrandstof) … Efficiënter met brandstof omgaan is daarom op korte termijn erg belangrijk. Op lange termijn moeten we natuurlijk naar CO2-vrij transport. Tabel 1 geeft de gemiddelde CO2-uitstoot per passagierskilometer aan (data kunnen verschillen naargelang de bron en jaartal van onderzoek).
Transportmiddel | Gemiddelde CO2-uitstoot (in gram CO2 per km en per persoon) |
---|---|
Hogesnelheidstrein | 18,75 |
Tram | 23 |
Ferry | 25 |
Vrachtschip | 27 |
Trein | 28 |
Stadsbus (vb. De Lijn) | 35 |
Auto (4 personen) | 75 |
Auto (2 personen) | 127 |
Vliegtuig (> 2500 km) | 150 |
Vliegtuig (700-2500 km) | 200 |
Auto (1 persoon) | 225 |
Vliegtuig (< 700 km) | 300 |
Cruiseschip | 350 |
Elektrificatie van voertuigen en infrastructuur is cruciaal om de impact van transport op klimaatverandering aan te pakken. Belangrijk is dat ook de productie van zowel de wagen als de elektriciteit verder verduurzaamt. Voor zwaar transport (vliegtuigen, schepen) zullen alternatieve brandstoffen zoals waterstof waarschijnlijk belangrijk worden. Maar we moeten ook inzetten op alternatieven voor het gebruik van de wagen en het vliegtuig: wandelen, fietsen, openbaar vervoer, of videoconferenties waarbij transport niet nodig is. Zo’n ‘modal shift’ naar een kwaliteitsvolle infrastructuur voor een levendige (elektrische) fietscultuur, aangevuld met autodelen en een kwalitatief en emissievrij aanbod van openbaar vervoer brengt immers ook heel wat andere voordelen met zich mee, zoals minder files en een aangenamere leefomgeving, zeker in de steden.
Gebouwen
Gebouwen dragen bij aan de uitstoot van broeikasgassen via het verbruik van de verwarming, warmwaterboilers, ovens, airco’s … Ook kunnen broeikasgassen zoals koelmiddelen (vaak per ongeluk, door lekkage) ontsnappen uit airco’s, koelkasten en diepvriezers. Het is daarom belangrijk dat zulke toestellen regelmatig gecontroleerd of vervangen worden, of alternatieve koelmiddelen gebruikt worden die niet schadelijk zijn voor milieu of klimaat. Gebouwen veroorzaken rechtstreeks ongeveer 6% van de broeikasgasuitstoot. De grootste bijdrage van uitstoot via gebouwen aan de totale broeikasgasuitstoot is afkomstig van woongebouwen (± 2/3de), ±1/3de is afkomstig van openbare en commerciële gebouwen.
Onrechtstreeks zijn gebouwen echter ook verantwoordelijk voor uitstoot in de eerder besproken sectoren: in gebouwen wordt bijvoorbeeld veel elektriciteit gebruikt. Gebouwen zijn ook verantwoordelijk voor een deel van de industriële broeikasgasuitstoot (het maken van onderdelen van gebouwen). Hoe we gebouwen bouwen, wat we ermee doen, en hoe we steden ontwerpen, is daarom cruciaal doorheen de verschillende onderdelen van onze broeikasgasfiguur.
Veel gebouwen zijn erg energie-inefficiënt: warmte kan gemakkelijk ontsnappen in de winter, en in de zomer warmen ze te veel op. Betere isolatie is daarom cruciaal. Daarnaast kunnen gebouwen ook energie produceren, bijvoorbeeld via zonnepanelen. Het zal heel wat tijd en investering vragen om alle bestaande gebouwen aan te passen of te vervangen. Deze investeringen zullen winsten opleveren op verschillende vlakken: minder energieverbruik, lagere energiekosten, en beter wooncomfort.
Samenvattend zijn ‘energie-efficiëntie verhogen’, ‘overschakelen naar nieuwe energiebronnen’, en ‘koelmiddelen aanpakken’ voor gebouwen de meest belangrijke aspecten tegen klimaatverandering.
‘Overige’: het geheel van andere processen
De overige 10% bevat veel verschillende zaken, maar wordt vooral gedomineerd (6% van het totaal) door de energie-industrie. We fakkelen bijvoorbeeld aardgas af bij oliebronnen, waarbij CO2 vrijkomt. Ook de vluchtige uitstoot hoort bij deze 6%: broeikasgassen die per ongeluk ontsnappen bij ‘fracking’ van aardgas, een koolmijn, of lekken in pijpleidingen. Dit is uitstoot die we direct kunnen tegenhouden. Het is het ‘laaghangend fruit’. Als de energiesector er aandacht aan besteedt, kunnen we vandaag nog 6% van de oorzaken van klimaatverandering verwijderen.
Samenvatting
Om klimaatverandering tegen te gaan, moeten we allereerst de bronnen van broeikasgassen aanpakken. Er zijn vijf grote sectoren waar we ons op moeten richten: elektriciteit, voedsel, industrie, transport en gebouwen. Maar binnen elke grote sector hebben we honderden kleinere spelers, bedrijven, organisaties, lokale besturen… die allemaal mee moeten in het transitieverhaal.
Er bestaat dus niet zoiets als ‘dé oplossing’. Er is een grootschalige transitie nodig waarbij alle sectoren betrokken zijn. De energietransitie staat hierbij centraal. Daarbij is het niet enkel van belang om over te schakelen van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie, maar ook om in te zetten op energie-efficiëntie (zeker omdat de transitie snel moet gaan – binnen 30 jaar zouden we globaal netto geen CO2 meer mogen uitstoten). Meer daarover volgt nog in de vierde blog van deze blogreeks (vanaf 28 februari). Daarin zal ook duidelijk worden dat de transitie naar een klimaatneutrale maatschappij ook sociaal-economische veranderingen vereist.
Word vervolgd… in de komende blogs
In de volgende (derde) blog van deze blogreeks komen we te weten hoe we via het ondersteunen van de natuur klimaatverandering tegen kunnen gaan. Lees deze blog hier.